Theater de Kattendans

Theo had alles verwacht, maar deze vraag had hij niet zien aankomen. Of hij de schoonmoeder van Frits wil meenemen naar de Kattendans. Theo’s mond beweegt, maar de woorden blijven onuitgesproken. Frits kijkt Theo aan of hij de normaalste vraag van de wereld heeft gesteld.
‘Betsie, mijn schoonmoeder, logeert hier al bijna twee weken en we willen even een avond alleen zijn.’ Frits rolt met zijn ogen en lijkt naar adem te happen. ‘Ik heb nog iets van je tegoed, weet je nog?’ Hij knipoogt.
Theo hoort zichzelf ‘ja’ zeggen, terwijl iedere cel in zijn lichaam ‘nee’ schreeuwt.
‘Top, bedankt, we wisten dat we op je konden rekenen.’ Frits geeft Theo een schouderklopje en daarmee lijkt de deal gesloten. Hij houdt twee kaartjes voor Theo’s neus.
‘Stef Bos,’ leest Theo hardop. ‘Dat maakt veel goed.’ Er ontstaat een glimlach op zijn gezicht.

Alles is té aan Betsie. Haar lippen zijn te rood, haar haren te blond, haar stem te luid en haar jurk is te klein. Theo kijkt haar met open mond aan. De Kohl Kajal omringt haar ogen als zwarte lijsten om een schilderij. Haar pornoblonde haren bewegen besluiteloos langs haar gezicht als ze in haar tas grabbelt.
‘Ah hier is het.’ Ze steekt een flesje Old Spice in de lucht. ‘Sinds Nol dood is, ga ik de deur niet uit zonder Old Spice.’ Betsie verdwijnt in een wolk van au de toilet. ‘Dan is hij er altijd bij. Het was zijn luchtje.’ Terwijl Betsie nog een extra rondje sprayt, loopt Theo hoestend naar de auto.

Haar pornoblonde haren bewegen besluiteloos langs haar gezicht als ze in haar tas grabbelt.

Betsie praat aan één stuk door als ze in de auto zitten. Over haar plasproblemen, de onderzoeken in het ziekenhuis en haar blaasverzakking. Theo doet zijn best het niet te visualiseren.
‘Maar de arts zegt dat ik er honderd mee kan worden, dus ik klaag niet.’
Theo rijdt de parkeerplaats op. Een vlag met Christel de Laat erop wappert in de wind.
‘Die vind ik zo leuk.’ Betsie kirt als een duif.
Terwijl ze bij binnenkomst haar handen ontsmet, krijgt ze weer een associatie met het ziekenhuis. Plotseling zwijgt ze. De uitgestalde meubels bij de entree herinneren haar aan een tijd toen geluk nog heel gewoon was. Ze wijst naar een asbak.
‘Precies dezelfde kregen Nol en ik voor onze verloving van zijn ouders,’ roept ze net iets te hard. Het lukt Theo niet om net te doen alsof hij niet bij haar hoort. Als setje staan ze naast elkaar op een gele lijn, die de anderhalve meter afstand waarborgt. Normaal gesproken krijgt Theo pukkels van deze aanpassingen, maar het schiet aardig op. Terwijl Betsie herinneringen ophaalt bij een lampenkap, ziet Theo op de bar een serie speciaalbier uitgestald staan. Hij twijfelt tussen een Vedette IPA en een Leffe blond. Lang kan hij er niet over nadenken, ze zijn al aan de beurt. Een vrolijke jonge vrouw vraagt wat ze willen drinken.
‘Doe mij maar een cassis, dat drink ik altijd,’ zegt Betsie.
‘Hé, jullie hebben ook La Chouffe! Doe die maar één, dat is lang geleden.’ Theo trekt zijn portemonnee open. ‘Doe er maar een Fuze tea green bij, de drankjes mogen mee naar binnen vang ik net op.’ Hij kijkt naar Betsie. ‘En jij?’
‘Nee, ik geen twee, er is geen pauze en ik ben bang dat ik dan moet plassen.’

Net als Betsie een herinnering wil delen over een keer dat ze het bijna in haar broek had gedaan, spreekt een artistiek geklede dame hen aan en begeleidt hen naar de theaterzaal.
‘Willen jullie iets te knabbelen mee?’ De artistieke dame wijst naar een dienblad met lekkere nootjes.
‘Voor mij niet, daar krijg ik het zuur van.’ Betsie houdt haar hand naar voren als een verkeersregelaar die een auto tot stilstand moet brengen.
Theo kijkt om zich heen of hij geen bekende ziet. In de zaal loopt hij direct naar de breedste bank. Het is niet alleen de 1,5 meter waar hij rekening mee wil houden, het is vooral de Old Spice die nog altijd in zijn keel prikkelt. Betsie blijft even staan en draait om haar eigen as.
‘Wat is dit leuk! Moet je kijken al die bankstellen en spulletjes.’
‘Ja erg leuk, ik kan niets anders zeggen.’ Theo kijkt om. Achter hen zit een jong stel, dat selfies maakt. Voor op Facebook, hoort Theo haar zeggen.
‘Kijk eens dat tafeltje en ach daar dat Delftsblauwe beeldje.’ Betsie gaat bijna achterstevoren op de bank zitten. ‘Aah,’ gilt ze. ‘Wie we daar hebben!’ Ze zwaait naar een vrouw op het balkon. ‘Leuk hier, he,’ roept ze naar boven.
‘Betsie, je bent niet op het voetbalveld.’ Theo zucht. ‘Dit wordt een lange avond,’ mompelt hij binnensmonds.
Dan begint de artistieke dame te spreken. Ze legt een paar dingen uit en wenst hen een fijne avond.
‘Dank je wel,’ zegt Betsie hardop.
De zaal is voelbaar verheugd als Stef Bos het podium oploopt. Theo gaat ervoor zitten en probeert te vergeten dat hij naast Betsie zit. Ze zal niet veel van de diepgang van de liedjes meekrijgen, denkt Theo. Ze verdwaalt waarschijnlijk in zijn woorden. Ik zal wel zien, als ze maar niet reageert als Stef iets aan het publiek vraagt.

Het lukt Theo niet om net te doen alsof hij niet bij haar hoort.

Zodra de handen van Stef Bos de pianotoetsen aanraken, krijgt Theo kippenvel. Dan vertelt Stef dat hij anders leerde kijken door zijn zoon. Zijn zoon was op zijn knieën gaan zitten bij een plas water, waar hij vol verwondering een aquarium in had gezien. Stef had daardoor een nieuw beeld gekregen van allerlei dingen die hij al jaren als cliché had bestempeld. Theo kijkt opzij en ziet Betsie slikken. Haar huid lijkt zachter, haar gezicht glanst ontwapenend en ze ziet eruit alsof ze van ieder woord de betekenis voelt. Theo schrikt van het sentiment dat hij onverwacht voor Betsie voelt en probeert deze ervaring van zich af te schudden. Hij geniet van de liedjes en de sfeer in de zaal.
Dan vertelt Stef hoe bevoorrecht hij zich voelt dat hij een podium krijgt voor wat hij doet en het licht altijd op hem schijnt. Hij zingt een lied over een man die altijd in het donker staat, maar ook licht verdient. Theo kijkt weer opzij. De theaterlampen schijnen niet alleen op het podium, ze zetten ook Betsie in een ander licht. Alles wat teveel aan haar is, lijkt weg te vallen en een zachte, lieve, kwetsbare vrouw is wat overblijft.

Theo schrikt van het sentiment dat hij onverwacht voor Betsie voelt en probeert deze ervaring van zich af te schudden.

‘Mooi hè, alles.’ Betsie’s stem klinkt zacht als ze zij aan zij met Theo de zaal uitloopt. Hij had zich voorgenomen om meteen na de voorstelling naar huis te gaan, hij wilde niet gezien worden met Betsie, maar niets is zo veranderlijk als een mens.
‘Wil je wat drinken?’ hoort Theo zichzelf zeggen.
‘Lekker, doe mij maar een cassis, dat drink ik altijd.’
Betsie neemt plaats aan een tafeltje en Theo loopt naar de bar om te bestellen. Daar staat hij naast Mehmet, zijn collega.
‘Hé Mehmet, jij hier?’
‘Ja een beetje cultuur kijken,’ zegt Mehmet met een Marokkaans accent.
‘Leuk, met wie ben je hier?’
‘Met mijn vrouw Aisha.’ Mehmet draait zich om, om zijn vrouw aan te wijzen, maar ziet een leeg tafeltje. Met grote ogen kijkt hij om zich heen. Dan ziet hij zijn vrouw staan.
‘Ze is verhuist,’ lacht hij. ‘Daar is ze.’ Hij knikt naar het tafeltje waar Betsie zit. Ze praten honderd uit. Theo zet zich bij Betsie aan het tafeltje en Mehmet en Aisha gaan een tafeltje naast hen zitten.
‘Jullie kennen elkaar?’ Theo kijkt hen beurtelings aan.
‘Wij zijn buren,’ lacht Aisha. ‘Betsie leert mij stamppot maken.’
‘En ik leer couscous eten. Met appelmoes.’ Betsie likt haar lippen af.
‘Couscous met appelmoes?’
Eén van de barmedewerkers gaat met een schaal snacks rond.
‘Een bitterbal, dat is het lekkerste dat er is.’ Betsie sopt de bal in de mosterd. ‘Kijk daar komt Stef Bos aan. Hij gaat hier gewoon in het foyer zitten.’
‘Hij was goed, hè,’ zegt Mehmet.
‘Heel goed, kan jij alles verstaan wat hij zingt?’ vraagt Theo met volle mond.
‘Niet alles, maar zijn stem is zo indrukwekkend en muziek is universeel. Je voelt de schoonheid.’
‘Ik kon het soms goed verstaat,’ Aisha gaat naar voren hangen. ‘Ik vond het mooi dat hij eerst alleen een plas water op de stoep zag en dat zijn zoon het onkruid tussen de stoeptegels aanzag voor waterplanten en er een aquarium in zag.’
Theo wordt overvallen door schaamte om alle oordelen die hij van Betsie had. Hij besefte dat hij nooit verder kijkt dan de plas water.
‘Proost op ons vijven,’ Mehmet steekt zijn glas in de lucht.
‘Vijven?’ Theo kijkt met grote ogen rond.
‘Als je de lucht opsnuift, ruik je dat Nol erbij is.’ Iedereen lacht. Betsie sprayt nog een rondje Old Spice en heft het glas.
‘Op deze gezellige avond.’
‘Proost.’

© 2021 | Petri van Otten
Terug naar de verhalen